Biografie 
          Jaap Kaal  wordt op 23 oktober 1893 geboren in Zaandijk. Als hij
            twee jaar is, overlijdt zijn vader, drie jaar later verliest hij
            zijn
            moeder.
            Hij wordt met twee broertjes en twee zusjes ondergebracht in het
            Weeshuis in Zaandijk, waar hij tot zijn eenentwintigste jaar blijft.
            Na zijn
            lagere schooltijd krijgt hij werk en een opleiding tot technisch
            tekenaar bij Machinefabriek Duyvis in Koog aan de Zaan. Daarnaast
            doorloopt hij de Burgeravondschool in Zaandam. Hij krijgt daar tekenles
            van de schilder Freek Engel. In 1916 wordt hij toegelaten tot de
            Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar hij de avondcursussen
            volgt van Nicolaas van der Waay, Jan Bronner en Antoon Derkinderen.  
          Met drie schilderijen neemt hij in 1919 voor het eerst deel aan
            een groepstentoonstelling in Koog aan de Zaan. In 1926 reist hij
            met de schilder Cornelis Koning (1893-1951), met wie hij al van jongs
            af aan bevriend is, naar Italië. Zij blijven daar bijna een
            half jaar. In San Gimignano leren zij de schilders Greet Feuerstein
            (en haar echtgenoot Jos de Gruyter), Wim Schuhmacher en Jo Koster
            kennen. Een jaar later behoren Kaal en Koning tot de eerste Nederlandse
            kunstenaars die naar Bremen gaan om in het pas geopende Paula-Becker-Modersohn-Haus
            de tentoonstelling van het door hen bewonderde werk van Paula Modersohn-Becker
            te zien. 
          Vanaf de jaren twintig neemt Jaap Kaal regelmatig deel aan de exposities
            van de kunstenaarsvereniging Sint Lucas en sinds de jaren dertig
            ook aan die van Arti et Amicitiae. Zijn eerste eigen tentoonstelling
            krijgt hij in 1936 bij kunsthandel J.H. de Bois in Haarlem. Om zich
            geheel aan de kunst te kunnen wijden, neemt hij kort na de Tweede
            Wereldoorlog ontslag als technisch tekenaar bij Machinefabriek Duyvis.
            Hij verbouwt de verdieping van het houten pakhuis in Wormerveer,
            waar hij al sinds 1926 zijn atelier heeft, tot woonruimte. In de
            periode die dan aanbreekt, is een opmerkelijke groei van zijn artistieke
            productiviteit te zien. In 1948 krijgt hij een tentoonstelling in
            het Internationaal Cultureel Centrum (Paviljoen Vondelpark) in Amsterdam.
            Hij leeft extreem sober en wenst niet deel te nemen aan de Contraprestatie
            of aan voortzetting daarvan, de Beeldende-Kunstenaars-Regeling. 
          In 1954 treedt hij in het huwelijk met Anneke Kolijn. Zij is voor
            hem als partner en muze van onschatbare betekenis. In 1956 exposeert
            hij 30 schilderijen en 35 tekeningen bij de Rotterdamse Kunstkring.
            Hij overlijdt in 1960 in zijn atelier in Wormerveer. 
          In 1965 verscheen het boek van Adriaan Bosboom Jaap Kaal, een
              inleiding tot zijn werk (Uitgeverij Heijnis, Amsterdam). Het
              bevat 29 door Peter Marcuse gemaakte zwart-wit foto’s van
              schilderijen en tekeningen. Het in 1999 gepubliceerde boek Kunst
              zonder rugwind. Zaanse schilderkunst 1600-1950 (Stichting
            Uitgeverij Noord-Holland, Wormer)
            bevat een bijdrage over Jaap Kaal van de hand van Henk Heijnen. Als
              resultaat van nieuw onderzoek naar leven en werk van de kunstenaar
              verscheen bij dezelfde uitgeverij in 2008 de monografie Jaap
              Kaal (1893-1960). Een schilder in dialoog met de traditie, door Paul
            Op de Coul (red.), Lies Netel en Henk Heijnen.  |